De daling van de olieprijs

De olieprijs bereikte onlangs zijn laagste punt in 12 jaar. De daling werd midden 2014 ingezet, op dat moment was een vat Brent ruwe olie nog meer dan 100 dollar waard. Fast forward naar begin 2016 en datzelfde vat kost nu minder dan 30 dollar. We zoomen we in op twee zeer interessante aspecten van de grootste prijsdaling sinds 2000: Waar komt die enorme prijsdaling vandaan en waarom wordt die prijsdaling niet evenredig doorgerekend aan de pomp?

De oorzaken van de daling van de olieprijs

Een markt van vraag en aanbod

De olieprijs hangt, net zoals bij veel economische goederen, grotendeels af van de vraag en het aanbod. Wanneer de vraag toeneemt en het aanbod daalt zal over het algemeen de prijs stijgen. Andersom zal wanneer de vraag daalt en het aanbod toeneemt de prijs dalen. We kunnen dus aannemen dat ofwel een wijziging in de vraag of een wijziging in het aanbod een hand heeft in de recente daling van de olieprijs.

De vraag naar olie

De vraag naar olie hangt nauw samen met de economische groei. In de meeste werelddelen was er de afgelopen jaren een positieve groei, die hand in hand ging met een wereldwijd stijgende vraag naar olie. De olie-intensiteit, het olieverbruik per dollar van het bruto binnenlands product, daarentegen is wereldwijd wel afgenomen. Hiervoor zijn verschillende verklaringen te vinden: door de consistent hoge olieprijs in de jaren voor de prijsdaling heeft de industrie geïnvesteerd in efficiënter omgaan met olie om zo de kosten te drukken. Behalve efficiënter omgaan met olie is het ook mogelijk dat bepaalde sectoren met een minder hoog olieverbruik belangrijker zijn geworden binnen bepaalde economieën. Deze daling in olie-intensiteit is echter al jaren aan de gang en gebeurd gestaag dus is geen verklaring voor de plotse sterke daling van de olieprijs. De sterke prijsdaling van afgelopen anderhalf jaar lijkt dus niet direct gerelateerd aan minder vraag naar olie. Als de vraag naar olie niet drastisch is afgenomen zal het probleem zich aan de aanbodzijde bevinden.

Het olie aanbod

Technologie is een zeer belangrijke factor binnen de olie industrie en is cruciaal voor zowel het ontdekken van nieuwe olievoorraden als voor het ontginnen ervan. De voorbije 10 jaar hebben we een zeer sterke technologische vooruitgang gezien in de olie industrie. De consistent hoge olieprijzen sinds 2000 lieten de olie industrie toe om zwaar te investeren in technologische vooruitgang. Eén van de gevolgen van deze investeringen: door vorderingen op vlak van hydrofracturering en horizontaal boren werden schalieboringen commercieel mogelijk gemaakt. Deze nieuwe manier van olie ontginnen werd in de VS op zeer grote schaal toegepast. Schalieboringen hebben de boor activiteiten, en dus de olie productie, in de VS sterk de hoogte ingejaagd. Het zijn deze schalieboringen die in grote mate het aanbod de hoogte hebben ingejaagd, met een overaanbod tot gevolg. Olieproductie in de VS is met 48% gestegen tussen 2008 en 2013, dit resulteerde in begin 2014 in een dagelijkse productie van 11 miljoen vaten olie per dag. Deze grote productiestijging had niet meteen een overaanbod als gevolg, er waren factoren die de globale olieproductie temperden: de Westerse sancties tegen Iran, de strubbelingen in Irak en Libië, … Net toen de productie piekte begon de vraag naar olie minder hard te stijgen dan verwacht: in 2014 werd er minder geconsumeerd in Europa en Japan dan gedacht. In de VS werden auto’s zuiniger en als grootste factor was er nog de vertraging van de Chinese economie.

Productiecapaciteit

De huidige productiecapaciteit is rechtstreeks gekoppeld aan het aanbod. De productiecapaciteit kan echter niet zomaar aangepast worden omdat die het gevolg is van lange termijn planning. Het moment tussen de start van een investering en productie bedraagt meerdere jaren. Dit betekent dat huidige investeringen gebaseerd zijn op vroegere olieprijzen en op verwachtingen uit het verleden. Aangezien we sinds 2000 een stijgende olieprijs zagen, uitgezonderd tijdens de economische crisis, is het dan ook logisch dat er veel geïnvesteerd werd in productiecapaciteit. Deze investeringen zorgden, vooral in de VS voor een sterke stijging van het aanbod, wat uiteindelijk resulteerde in een overschot aan olie dat bijgedragen heeft tot de daling van de olieprijs.

Veel olievoorraden bevinden zich in politiek instabiele landen. Dit zorgt ervoor dat sommige landen hun olie export moeilijk te voorspellen valt en op korte termijn het aanbod kan beïnvloeden. Een mooi voorbeeld hiervan is Libië, een Afrikaans land met één van de hoogste BBPs van het continent, voor een groot deel door hun grote olieproductie. Toen in 2011 er een burgeroorlog uitbrak in Libië werd hun olieproductie verstoord, wat één van de oorzaken was van het toenmalige daling van het olieaanbod met een prijsstijging als gevolg. Een ander, meer recent voorbeeld, is Iran. Dankzij de medewerking van Iran zijn de meeste Westerse sancties tegen het land opgeheven. Dit laat Iran toe om opnieuw olie te gaan verhandelen op de internationale markt wat het aanbod nog meer zal verhogen.

OPEC

De OPEC, de Organisatie van Petroleum Exporterende Landen, is een vereniging van 13 landen die actief zijn op de oliemarkt. In 2014 was de OPEC verantwoordelijk voor ongeveer 42% van de wereldwijde olie productie. Hun grote aandeel in de olieproductie betekent dat ze in zekere mate controle kunnen uitoefenen over de olieprijs. Ze kunnen immers het aanbod beïnvloeden door meer of minder olie op te pompen. In het verleden heeft de OPEC volgens sommigen al meermaals als een kartel opgetreden om prijzen te beïnvloeden door hun olieproductie aan te passen. Toen in 2014 de olieprijs sterk begon te dalen, verwachtten velen dat de OPEC opnieuw zou ingrijpen. De olieproductie van niet-OPEC landen steeg toen echter sneller dan die van de OPEC zelf, waardoor ze marktaandeel aan het verliezen waren. Vooral de schalieboringen in de VS spelen hier een grote rol. Om niet nog meer marktaandeel te verliezen werd door de OPEC beslist om hun productie niet terug te schroeven. Een interessante vraag die men zich kan stellen: de OPEC was op dat moment al een significant deel van het marktaandeel verloren, misschien wel in die mate dat het terugschroeven van hun capaciteit niet het gewenste effect zou gehad hebben.

De brandstofprijzen

Consumenten betalen dankzij de lage olieprijs gevoelig minder aan de pomp. Het is in Nederland en België echter niet zo dat wanneer de olieprijs halveert de prijzen aan de pomp ook halveren. Als we de benzineprijs in Nederland als voorbeeld nemen, zien we dat deze als volgt wordt bepaald: Als een liter benzine 1,5 eur kost dan is 17% daarvan BTW, 51% accijns, 12% is marge en de 20% is productie. Accijns maakt dus voor een liter benzine maar liefst de helft van de totaalprijs uit. Die accijns wordt in Nederland geheven op brandstof, tabak, frisdrank en alcohol en wordt door ieder jaar bepaald door de overheid. De accijns is een vast bedrag per liter benzine. De 12% marge kunnen we verder onderverdelen in marge voor de tankstation uitbater, marge van de oliemaatschappij, distributiekosten en marketingkosten. De 20% productiekosten bestaan uit de inkoopprijs van olie en de kosten van de raffinaderij die de olie omzet naar brandstof. Het zijn dus voornamelijk de productiekosten die zullen dalen wanneer de olieprijs daalt, maar die kosten maken dus maar 20% van het kostenplaatje uit. In België geldt een gelijkaardig verhaal.

In de Verenigde Staten is de daling van de olieprijzen wél duidelijk merkbaar voor de consument. In onderstaande grafiek, afkomstig van het EIA (De U.S. Energy Information Administration), zie je heel duidelijk het prijsverschil tussen 2014 en 2015. In de jaren daarvoor bleef de prijs stabiel.

Tags: